Fietsen, skien, schaatsen, motorrijden en bochten

Bochten_Trein

Bochten_Trein

Heeft dat iets met elkaar te maken?

Lees het hier:

Bochtentechniek klassiek en ski techniek PDF

DE BOCHT OMGAAN OF EEN BOCHT RIJDEN SKIBOCHTEN OP DE TIJDRITFIETS EN RACEFIETS

13 mrt 2011 Theo Heuzen

Bochtenrijden is vaak een ondergewaardeerd onderdeel van het fietsen. Bij motorrijden en
skiën heeft dat een veel grotere betekenis. Ook bij schaatsen is dat het geval. Zo is pootje over
slechts een eerste stap op weg naar het bochtenrijden.
Ook bij het rijden op een tijdritfiets wordt er weinig aandacht besteedt aan het bochtenrijden.
Terwijl een tijdritfiets wat lomper stuurt dan een gewone racefiets, waardoor een bocht wat lastiger is en er dus daar tijdwinst te behalen valt. Het is dan ook op de tijdritfiets dat ik een wat andere bochtentechniek heb ontdekt/ontwikkeld. Dan ga je het natuurlijk ook op andere fietsen proberen. Daar werkt het ook. Bij het dalen op een racefiets bijvoorbeeld bevalt het me goed.

Bij het fietsen ga je ‘de bocht om’ door aan het stuur te draaien. Een ‘bocht rijden’ doe je door het verplaatsen van het gewicht. Bij een hogere snelheid kan je nauwelijks meer sturen door aan het stuur te draaien. Draai je bijvoorbeeld voor een bocht je stuur naar rechts dan zal de fiets door de middelpuntvliedende kracht de neiging hebben naar links te hellen. Kijk maar hoe dat met auto’s of met een boot gaat. Die hellen de bocht uit. Op twee wielen is dat niet zo’n fijne optie.

Bochten-01
Foto 1

Bochtenrijden doe je dus door je gewicht te verplaatsen. Iedereen gebruikt natuurlijk de goede lijn in een bocht: buiten-binnen-buiten. Van de buitenkant van de bocht langs de binnenkant en weer naar de buitenkant van de bocht. Daardoor maak je de bocht zo ruim mogelijk. Eigenlijk probeer je van een bocht zoveel mogelijk een rechte eind te maken 🙂 . En natuurlijk hou je de buitenvoet omlaag. Als je in de bocht zelf moet bijsturen kan je eventueel de knie meer of minder uitsteken. Vóór de bocht werkt het soms prettig om eerst een beetje naar de andere kant te sturen. Bij een bocht naar rechts ga je dus eerst een beetje naar links. Niet alleen maak je de bocht daardoor minder scherp maar je valt dan makkelijker in de bocht. De marathonschaatsers doen dat bijvoorbeeld ook. Remmen doe je als het kan zo laat mogelijk zodat je nog wat druk meeneemt in de bocht. Zie verder bij dalen.

Bochten-02
Foto 2

Kijktechniek is bij het bochtenrijden heel belangrijk. Niet alleen om te zien of de bocht vrij is en  at de ideale lijn is, maar ook omdat het kijken je rijrichting stuurt: je rijdt naar waar je kijkt!  en kuil bijvoorbeeld ontwijk je niet door naar die kuil te kijken, waar je dus niét wilt rijden, maar door te kijken naar waar je wél wilt rijden, het goede wegdek ernaast. Ontdek welke punten de visuele geleiding voor je vormen in de bocht. Bijvoorbeeld eerst iets in de binnenkant van de bocht, dan iets aan het einde van de bocht, aan de buitenkant of aan het begin van het rechte eind. Dreig je de bocht uit te vliegen, kijk niet naar de plek naast de weg, maar kijk naar het vervolg van de weg.

Klassieke en skibochten

De meeste mensen rijden een bocht met lijf en fiets in één lijn. Vaak met hoofd en schouders de bocht in gewend. Daar wil je tenslotte naar toe. Dit is de klassieke houding. Zie foto 1. Als je een houding aanneemt zoals skiërs kan je een scherpere bocht maken of sneller door een scherpe bocht komen. Zie foto 2.

Skibochten, hoe dat je het

Vóór de bocht druk je het stuur aan binnenkant naar beneden en trek je het aan de buitenkant naar boven. Fiets en onderlijf neigen naar binnenbocht, het bovenlijf blijft achter in buitenbocht. Dit levert een V-houding zoals bij het skiën op.
Binnenarm en buitenbeen drukken in een diagonaal naar beneden. Als je erop let voelt dat mooi aan. Zie foto 3. Precies anders dan in een sprint of staande bergop klimmend, waar het juist éénzijdig is.

Bochten-03
Foto 3

Als je op een recht stuk weg gaat slalommen, kan je het verschil tussen de klassieke houding en de skihouding merken. Dan kan je gelijk het duwen/trekken aan het stuur oefenen. Het is namelijk niet direct makkelijk om dat gedoseerd te doen. Als het te grof gaat wil je wel eens heel scherp sturen; de fiets hapt dan wel erg fel.
Het mooiste is om aan het eind van de bocht nog wat meer druk te hebben door iets scherper de V te drukken. Die kan je dan loslaten als je weer op het rechte eind bent. Door die extra  ruk krijg je meer snelheid mee. Bij het ingaan van een bocht kan je verder nog een hoog/laag beweging maken waardoor je meer druk en snelheid genereert. De fiets grijpt dan heftiger bocht in. Wel voorzichtig doen bij glad wegdek. Zie verder bij skiën.

Bochten-04
Foto 4

Finetunen van de ideale bochtlijn kan je door de V-houding iets meer of minder scherp te maken. Als je bij het uitkomen van de bocht wat te ver naar buiten dreigt te gaan kan je vrij makkelijk een iets scherpere V maken, waardoor je wat krapper door de bocht gaat.
Blijk je iets te scherp te hebben aangezet of wil je een stuk van de bocht meer rechtuit gaan omdat de weg glad is kan je de V wat meer openen.
Finetunen van de ideale bochtlijn kan je ook door de binnenknie meer of minder uit te steken. Net zoals je dat in de klassieke houding kan doen. Hierdoor kan je makkelijk en snel wat meer of minder gewicht naar binnen brengen. Zie foto 4.
Op de tijdritfiets kan je in de ligsteuntjes maar zeer te dele wat scherpere bochten rijden. Als je in de bocht moet corrigeren wordt het helemaal lastig. Meestal zal je daarom vóór bocht de horens beet pakken. Dan heb je handen ook dicht bij de remmen.

Skibochten, hoe werkt het

Hoe kleiner de hoek is die wielen maken met de weg, hoe scherper de bocht wordt.  Dat kan vast wel iemand natuurkundig verklaren. De projectie van de cirkel van het wiel op het grondvlak heeft een andere curve naarmate die cirkel schuiner op het grondoppervlak staat. Of zoiets. Wie weet hoe dit zit?
Bij een zelfde snelheid zal een fiets die meer op zijn kant ligt, de banden meer op de wangen dus, een scherpere bocht maken. Rij je een bocht bij een relatief lage snelheid met lijf en fiets in één rechte lijn, dan komt het gewicht/zwaartepunt te veel naar binnen te liggen bij te weinig middelpuntvliedende kracht. De kans op vallen neemt dan toe. Gebruik je de skihouding, dan komt het zwaartepunt van lichaam en fiets meer naar de fiets toe liggen en is de kans op vallen kleiner.

Bovendien levert het bovenlijf bij een skihouding meer loodrechte druk en worden de banden meer naar beneden gedrukt dan opzij de bocht uit. Dit kan de horizontale kracht naar buiten door de middelpuntvliedende kracht, waardoor je zou kunnen wegglijden, compenseren. Dat versterkt het effect van het buitenpedaal dat je standaard natuurlijk omlaag drukt. Maar de kans op wegglijden is minder een probleem dan het niet houden van een (krappe) bocht. Bij een zelfde snelheid gaat dat makkelijker met de skihouding.

Vergelijking met skiën
Bochten-05
Foto 5

Bij het skiën kan je een soort van V-houding zien. Zie foto 5, Maria Riesch. De heupen en de knie zijn naar de naar de berg toe gericht, het bovenlijf van de berg af naar het dal. Daardoor ontstaat druk op de buitenski. Met die druk kan je de bocht houden en doorsturen. Sterker nog, die druk kan je bij het uitkomen van de bocht gebruiken om extra snelheid te maken. Dat effect wordt versterkt als je het zwaartepunt van voren naar achter verplaatst.
Als je je lijf in één rechte lijn houdt hangt het bovenlijf te veel naar binnen. Daardoor is er minder druk op het buitenbeen.

Bochten-06
Foto 6

De druk zit op het binnenbeen met een veel minder verticale component waardoor de ski’s te weinig grip hebben en wegglijden. Zie foto 6, Felix Neureuther.

NB Bij het skiën wordt ook vaak gebruik gemaakt van een hoog-laag-beweging om bij het ingaan van de bocht de ski’s makkelijker te kunnen draaien en meer druk op buitenbeen te creëren. Dat kan op twee manieren. De essentie is dat je vlak vóór het draaipunt minder druk op je ski’s hebt, waardoor de ski’s makkelijker draaien. Vlak ná het draaien komt er dan extra druk op de ski’s, waardoor ze meer grip hebben en snelheid kunnen maken. Bij het fietsen is het natuurlijk niet nodig de druk op de wielen vóór de bochten minder te maken om te kunnen draaien. Die ontlasting heb je niet nodig bij het fietsen, de extra druk erna geeft wel een mooi happend gevoel in het voorwiel aan het begin van de bocht.

Vergelijking met motorrijden

Als niet-motorrijder begrijp ik dat motorrijders ook twee verschillende bochtentechnieken gebruiken. Bij langzaam genomen krappe bochten wordt ook een soort V-techniek gebruikt. Bijvoorbeeld bij het maken van een bocht direct na het uit stilstand wegrijden, of bij het rijden van een achtje. De motorfiets wordt de bocht in gekanteld door met de benen losjes de tank te omklemmen en vanuit de heupen de motor de bocht in te duwen, mede door het stuur van zich af te duwen naar beneden aan de binnenbochtkant. Het bovenlichaam van de motorrijder blijft dus gewoon rechtop. Als je zou gaan meehangen in de bocht, val je door de lage snelheid waarschijnlijk om.

Bochten-07
Foto 7

In snelgenomen bochten brengen motorcoureurs juist hun hele lijf naar de binnenkant van de bocht en dus niet zoals bij de skihouding deels naar buiten. Zie foto 7. Motorrijders hangen schuin in snelle bochten, omdat dat de enige manier is om de bocht niet te ruim te maken. Motorbanden zijn – anders dan autobanden – rond. Het loopvlak wordt naar de randen toe steeds kleiner. Hoe schuiner je hangt, hoe korter de omtrek van het wiel en hoe korter de bocht die je kan maken. Misschien dat het grotere gewicht van de motor ten opzichte van het gewicht van het (boven) lijf de bepalende factor is. Misschien dat de bochten relatief wat minder scherp zijn. Misschien dat met een skihouding de motorfiets te plat komt te liggen en aan de grond komt. Wie weet hoe dit zit?
Als je in een afdaling op de racefiets achter het zadel gaat ‘hangen’, met je buik dus op het zadel ligt, kan je in de bocht je gewicht aan de binnenkant naast de fiets hangen. Dat lijkt dus op de motorhouding. Dat werkt op een of andere manier ook om de bocht om te komen. De fiets blijft dan meer rechtop.

Vergelijking met schaatsen

Ook bij het schaatsen (lange baan of short track) is er sprake van extreme middelpuntvliedende krachten. Die krachten moeten door de sporter niet alleen worden gehanteerd, maar ook nog worden opgewekt.

Bochten-08
Foto 8

Bij een houding in één rechte lijn scharniert het lijf vanaf de ijzers naar binnen in één rechte lijn. Zie foto 8, Gerard van de Velde, die altijd veel moeite had om de bocht houden. Bij schaatsen kan je, als het goed is, niet wegglijden door de scherpgeslepen ijzers. Om snelheid te houden en te maken moet je veel druk op het buitenbeen zien te ontwikkelen. Bij een houding in één rechte lijn is de kniehoek van het buitenbeen een stuk kleiner dan de kniehoek van het binnenbeen. Daardoor kan je het buitenbeen ook minder ver

Bochten-09
Foto 9

strekken bij de afzet en dus minder snelheid maken.

De V-houding is hier wat lastiger te zien dan bij het skiën.
Zie foto 9, Kjeld Nuis.
Het bovenlijf gaat meer rechtdoor (dus naar buiten) waar de benen naar binnen gaan. Daarnaast worden vooral de rechter schouder en rechter heup omlaag gedrukt.  Schouder- en heupgordel zijn meer horizontaal dan haaks op de beenlijnen.

De schaatsers onder ons kennen de S-beweging op het rechte eind. Ook een soort bocht dus. Bij de overgang naar het terugsturen door het glijbeen naar binnen, het moment van de afzet dus, gebruiken velen een soort van knik in de heupen. De afzetbeweging wordt daardoor vanuit de heupen ingezet. Het bovenlijf blijft iets achter, waardoor er langer/meer druk komt op het afzetbeen.
Kijkend naar de lijnen die de schaatsen op het ijs maken zou je kunnen zeggen dat je op het rechte eind meer bochten rijdt dan in de bocht zelf. 🙂

Dalen op de racefiets
Bochten-10
Foto 10

Afdalen is een vorm van fietsen waarbij je nu eens niet je longen uit je lijf moet trappen om snelheid te maken. Goed afdalen is het vermijden van remmen, vooral in de bochten. Je krijgt een hoop snelheid en valgewicht mee en mocht je moeten remmen, dan is dat een stuk lastiger in de bocht dan op het rechte eind. Anticiperen is nog meer van belang. Tijd winnen dus om te zien wat je moet doen. Goed is het om in serpentinebochten ruim vóór de bocht een etage lager te kijken. Vaak kan je (door de bomen enzovoorts heen) het rechte eind zien waar je na de bocht op uitkomt. Op die manier kan je eerder zien of er een tegenligger aankomt en hoe de weg verder gaat. In de Ardennen en de Moezel heb je vrij smalle wegen met veel bomen waar dat erg handig is.
Als de weg een flauwe bocht naar rechts maakt en er hoge wanden, bomen en dergelijke zijn kan je niet ver naar voren kijken terwijl je toch snel kan rijden. Potentieel gevaarlijk dus. Veel mensen durven dan niet over de (imaginaire) middenlijn te gaan. Want: je rijdt dan tegen het verkeer in (dat er niet is). Dat soort gedachten. Gebruik je de hele weg, blijf je niet tegen de middenlijn aan rijden, maar ga je uiterst links rijden dan zie je veel eerder eventuele tegenliggers en obstakels. Je hebt dan ruim de tijd om weer naar de rechterkant te gaan. Over remmen wordt veel gepraat. Met name of je de vóór- of achterrem moet gebruiken. Wat mij betreft: je hebt twee remmen en je gebruikt ze ook alle twee. Het contactoppervlak van band met weg is gering, dus moet je dat zoveel mogelijk benutten. Met de voorrem rem je het meest, met de achterrem het veiligst. Op de voorrem komt de meeste druk te staan, dus daarmee kan je het meest vertragen. Op het rechte eind kort vóór de bocht kan je die goed gebruiken. De achterrem kan je ook in de bocht nog een beetje gebruiken.
Omdat er minder druk op het achterwiel staat zal de achterrem het eerst blokkeren. Daardoor gaat het wiel slippen. Dat is even schrikken, maar meestal geeft het geen echte problemen. Als het achterwiel in de bocht slipt schuift hij een beetje naar opzij weg. Als je de rem direct loslaat kan je een kleine tien cm schuiven probleemloos opvangen. Het achterwiel wordt vanzelf in het spoor van het voorwiel teruggetrokken. En het mooie is dat je door dat schuiven gelijk een stuk verder de bocht ingedraaid bent. Ermee oefenen maakt dat je, als het je per ongeluk overkomt door glad wegdek, minder last hebt van de schrik en je adequater reageert. Blokkeert de voorrem en gaat het voorwiel schuiven dan kan dat wel een groot probleem worden. Bij warm weer en steile afdalingen liever niet voortdurend een beetje bijremmen, dan worden de velgen wel heel warm. Check dat voor de aardigheid eens. Dan weet je hoe het werkt. Bij regen wel zo nu en dan remmen om je velgen droog te houden, zodat ze direct reageren als je in de remmen knijpt.
Ook bij het dalen op de racefiets kan je de skihouding toepassen. Met name korte

Bochten-11
Foto 11

scherpe bochten kan je veel sneller nemen door de skihouding. Zie foto 11. Ook op een fiets met spatborden en een standaard werkt het. 🙂
Bovendien kan je op smalle wegen met de skihouding eerder om de bocht kijken. Met name bij bochten rechtsom is dat handig.
Het is soms wel even wennen om je bovenlijf naar buiten te duwen, als je de bocht uit dreigt te driften. De reflexmatige neiging om dan met je bovenlijf de bocht in te bewegen is niet handig. Skiërs kennen het uit angst naar de berghelling toe leunen in plaats van naar het dal.
Schaatsers die in de bocht uit angst naar boven komen in plaats van dieper te gaan zitten. Zeer begrijpelijk, maar contraproductief. Het vraagt wat oefening om die onproductieve reflex om te bouwen en als het spannend wordt de juiste houding aan te nemen.

Bochten-12
Foto 12

Bij flauwe bochten is de skihouding niet nodig of zelfs niet gewenst omdat je de bocht dan te scherp dreigt aan te snijden. Dan ga je gewoon met de klassieke houding de bocht om. Zie foto 10, Carlos Sastre. Op foto 12 zie je een lichte versie van de skihouding in een niet zo scherpe bocht. Het zijn twee verschillende technieken, de klassieke bocht en de ski-bocht, waarvan het goed is ze allebei te beheersen.
Een derde techniek is wellicht de motorhouding, als je achter het zadel gaat hangen, met je buik dus op het zadel. Daarbij druk je je knieën tegen de staande achterbuizen voor de stabiliteit en controle. Je laat als het ware het voorwiel van je af zijn koers zoeken. In flauwe bochten kan je je romp wat meer aan de binnenkant naast de fiets brengen. Zoals de motorrijders in snelle niet te scherpe bochten. De fiets blijft dan meer rechtop. Ik gebruik het alleen in flauwe bochten. In scherpe bochten kan ik dat niet.
De daalhouding, waarbij je zit op de liggende buis vóór het zadel met je neus bijna op het voorwiel lijkt mij minder controle te geven. In ieder geval zou ik er pijn van in mijn nek krijgen.

Dalen valt te leren. Motorrijders kunnen ook bergop dalen. Zij kunnen eigenlijk de hele dag met bochten bezig zijn. Als je bedenkt hoe weinig minuten je als fietser daalt ten opzichte van de vele uren dat je aan het klimmen bent, besef je dat je als fietser elke gelegenheid om te leren dalen zou moeten pakken.

Bochten-13
Foto 13

Zo is het mooi om met verschillende bochtentechnieken te spelen en je te laten inspireren
door andere bewegingsvormen. Dat spelen kan trouwens ook goed tijdens niet-intensieve ritten, oefenen tijdens het in- of uitrijden als het ware. Leuk als spel, goed voor de snelheid en de veiligheid en makkelijk te leren.

Op de tijdrit valt veel tijd te verliezen in de bochten, maar de meeste winst wordt natuurlijk gemaakt op het rechte eind. Zie foto 13, de schrijver van dit stuk met Prisma-bril.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *